20138 |
nageboorte |
nageboorte:
naogebaorte (Q032p Schinnen)
|
menselijke nageboorte [N 10C (zj)]
III-2-2
|
34179 |
nageboorte van de koe |
bed:
bɛt (Q032p Schinnen)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
bed:
bęt (Q032p Schinnen)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
17770 |
nagel |
nagel:
nagel (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen)
|
nagel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20081 |
nagelbloem (clethra alnifolia) |
groffelsnagel:
groffelsnagel (Q032p Schinnen),
violet:
flette (Q032p Schinnen)
|
giroffel (nagelbloem) [SGV (1914)] || nagelbloem (anjelier) [SGV (1914)]
III-2-1
|
25825 |
nagisten |
lageren:
lāgǝrǝn (Q032p Schinnen),
nagisten:
nǭgestǝ (Q032p Schinnen)
|
Gezegd van bier. De nagisting ondergaan in legervaten, legerkuipen of legertanks. Het woordtype "lageren" (L 290, L 325, P 120, Q 32, Q 95, Q 101) kan zowel overgankelijk als onovergankelijk worden gebruikt. Gezien de formulering van vraag N 35, 80: "Hoe noemt u het eigenlijke nagisten? Het bier moet ..." zijn bovengenoemde opgaven in dit lemma opgenomen. Zie ook het lemma ''legeren''. Het woordtype "nastoten" (Q 20) wordt gebruikt wanneer het bier tijdens de nagisting nog tamelijk hevig gist (Claessen, pag. 2. 45). Volgens de invuller uit P 180 bleef het bier tot zes maanden liggen. [N 35, 80; monogr.]
II-2
|
32955 |
nagras, tweede hooioogst |
groe(n)maad:
grǫu̯mǝt (Q032p Schinnen),
nagras:
nǫgrās (Q032p Schinnen)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
20134 |
najaarskatje |
vuurmuizer:
eigen spellingsysteem
vuurmuuzer (Q032p Schinnen)
|
Hoe noemt u een in het najaar geboren katje (assiedelleke, toementkatje, tommerkat) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
22442 |
narrenstok |
marot (<fr.):
marot (Q032p Schinnen)
|
De narrenstaf [marot]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25746 |
nasproeien |
overschwänzen:
ø̄vǝršwɛnsǝ (Q032p Schinnen)
|
Water op de omgezette moutmeelresten brengen om ze nog eens te bewerken. [N 35, 40; monogr.]
II-2
|