17775 |
enkel |
enkel:
enkel (Q032p Schinnen),
ingkel (Q032p Schinnen),
inkel (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen)
|
enkel [DC 01 (1931)], [SGV (1914)]
III-1-1
|
30774 |
enkeldik, dubbeldik vensterglas |
dubbel glas:
dø̜bǝl glās (Q032p Schinnen),
enkel glas:
ęŋkǝl glās (Q032p Schinnen)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor de dikten van de verschillende soorten vensterglas bijeen geplaatst. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Vensterglas'. [N 67, 89c]
II-9
|
33605 |
enten |
gruffelen:
gruffele (Q032p Schinnen),
grøfələn (Q032p Schinnen)
|
[RND 08] [SGV (1914)]
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
emvəlop (Q032p Schinnen),
enveloppe (Q032p Schinnen)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23608 |
epistel |
eerste lezing:
de iësjte laezing (Q032p Schinnen),
epistel (<lat.):
epistel (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19013 |
er heet aan toegaan |
spannen:
sjpanne (Q032p Schinnen),
sjpannen (Q032p Schinnen),
sjpànt (Q032p Schinnen)
|
er heet aan toegaan, er heftig aan toegaan [spannen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22433 |
ereboog |
boog:
baog (Q032p Schinnen),
boaèg (Q032p Schinnen),
enne baog (Q032p Schinnen),
ereboog:
ière boag (Q032p Schinnen),
iërebaog (Q032p Schinnen),
èèreboag (Q032p Schinnen)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
24046 |
ereboog voor de jonge priester |
ereboog:
ière boag (Q032p Schinnen),
iërebaog (Q032p Schinnen)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20374 |
ereboog voor het bruidspaar |
ereboog:
ièreboag (Q032p Schinnen)
|
de ereboog voor het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
33610 |
erf |
goed:
gōt (Q032p Schinnen)
|
I-7
|