e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fret fret: fret (Schinnen) fret: Hoe noemt u in uw dialect het marterachtige roofdier waarmee men jaagt op konijnen (het is de tamme albinovorm van de bunzing)? [N100 (1997)] III-4-2
fris weer kouwelijk: keijəlik (Schinnen), kejjelik (Schinnen), ziemlich (du.) fris: sämelik frisj (Schinnen) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
fronsen rimpelen: rumpele (Schinnen), rumpelen (Schinnen) Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)] III-1-1
fruit eten knatsen: knatsje (Schinnen), knàtsje (Schinnen), knàtsjə (Schinnen) fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)] III-2-3
fruit koken fruit koken: frø̜jt kǫakǝ (Schinnen) Het koken van het soms fijngemaakte fruit. [N 57, 11] II-2
fruiten aanbakken: aanbakke (Schinnen), snirken: sjnirkə (Schinnen) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3
fuik fuik: fōēk (Schinnen, ... ) fuik [SGV (1914)] III-3-2
gaan gaan: goa (Schinnen) gaan [SGV (1914)] III-1-2
gaan liggen (van de wind) gaan liggen: de wènjd is gaon ligge (Schinnen), gooen likke (Schinnen), zich leggen: ət lékzich (Schinnen) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4
gaar gaar: gaar (Schinnen, ... ) gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] III-2-3