24732 |
groei, wasdom |
schot:
eigen spellingsysteem
sjot (Q032p Schinnen),
wasdom:
wasdòm (Q032p Schinnen)
|
Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17541 |
groeien |
groeien:
grujje (Q032p Schinnen),
grø̄i̯ǝ (Q032p Schinnen),
groter worden:
grŏtter wère (Q032p Schinnen),
wassen:
wasse (Q032p Schinnen, ...
Q032p Schinnen),
wassen (Q032p Schinnen),
wasǝ (Q032p Schinnen)
|
De algemene benaming voor het groter worden van het gewas. Het oude Limburgse woord is wassen; zoals de kaart laat zien, komt de term groeien onder invloed van het Nederlands echter al in bijna heel Limburg voor. Aarden betekent eigenlijk "goed groeien, goede opbrengst laten verwachten", evenals (ge)dijen en tieren in het tweede deel van het lemma. De benaming struiken betekent "een struik vormen" in de uitdrukking "het koren is al goed gestruikt" (Q 111). De opgegeven antwoorden voor "dat gewas ''gedijt'' niet" staan achter in het lemma bijeen. [RND 124; L 32, 13; L 44, 45; monogr.; add. uit A 3, 16; L 4, 16; L A2, 374] || groeien (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)] || groeien: Groter worden: in grootte toenemen, gezegd van kinderen (groeien, wassen, profiteren). [N 84 (1981)] || groter worden (Je bent nog niet groot genoeg om een flesch wijn leeg te drinken, je moet eerst nog wat groeien en grooter worden.) [DC 03 (1934)]
I-4, III-1-1
|
24715 |
groeien, wassen |
groeien:
eigen spellingsysteem
grujje (Q032p Schinnen),
wassen:
wassə (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
wasse (Q032p Schinnen),
WLD
wasse (Q032p Schinnen)
|
Groeien, in grootte toenemen, gezegd van bomen, planten, bloemen (groeien, wassen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24594 |
groene berkentak |
berkenmei:
WLD
berkemei (Q032p Schinnen),
mei:
eigen spellingsysteem
meij (Q032p Schinnen)
|
Een groene berketak (berkemei). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20778 |
groente |
groente:
greuntə (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
greunte (Q032p Schinnen),
WLD
greunte (Q032p Schinnen)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33503 |
groente, algemeen |
groente:
greuntə (Q032p Schinnen),
eigen spellingsysteem
greunte (Q032p Schinnen),
WLD
greunte (Q032p Schinnen)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|
21328 |
groentevrouw |
groentevrouw:
gruintevrouw (Q032p Schinnen)
|
groentevrouw [SGV (1914)]
III-3-1
|
21329 |
grof |
grof:
grōāf (Q032p Schinnen)
|
grof [SGV (1914)]
III-3-1
|
17547 |
grof gebouwd |
grof:
groāf (Q032p Schinnen),
grooëf (Q032p Schinnen)
|
Grof gebouwd: groot, zwaar (struis, grof). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17549 |
grof gebouwde vrouw |
ferm pul:
ein ferm pul (Q032p Schinnen)
|
fors gebouwde vrouw [megochel, schommel] [N 07 (1961)]
III-1-1
|