e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
naar huis gaan heimwaarts gaan: hèvesch gaon (Schinnen), naar heim gaan: nao heim gaon (Schinnen), naar huis gaan: (nao hoes gaon) (Schinnen) naar huis gaan [DC 03 (1934)] III-1-2
naar links haar: hār (Schinnen) Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.] I-10
naar rechts hot: hǫt (Schinnen) Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.] I-10
naaste naaste: nōste (Schinnen), nabuur: naober (Schinnen), noabèr (Schinnen) Je/uw naaste, evennaaste, evenmens [naoste, nôste, èèvemins]. [N 96D (1989)] III-3-3
nabidden nabeden: naobae (Schinnen), noabèè (Schinnen) Nabidden, d.w.z. antwoorden bij het bidden, de tweede helft van een gebed bidden. [N 96B (1989)] III-3-3
nabootsen na-apen: nao-aapə (Schinnen) iemands stemgeluid imiteren [nabootsen, papegaaien] [N 87 (1981)] III-3-1
nachtbraken nachtbraken: nachbraakə (Schinnen), nachtbraken (Schinnen) tot diep in de nacht uitgaan, nachtbraken [zwabberen] [N 87 (1981)] III-3-1
nachtegaal nachtegaal: nachtegaal (Schinnen) nachtegaal [SGV (1914)] III-4-1
nachtmis nachtmis: nachmes (Schinnen), nachmès (Schinnen, ... ) De mis die snachts wordt gedaan, nachtmis. [N 96C (1989)] III-3-3
nadeel scha: sja (Schinnen, ... ), sjaa (Schinnen), sjáá (Schinnen) het nadeel dat voor iemand uit een gebeurtenis of handeling voortvloeit [schade, schaai, scha, nadeel] [N 85 (1981)] || nadeel [SGV (1914)] III-1-4