e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omheining van takken tuin: tȳn (Schinnen) Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.] I-8
omhelzen lief duwen: leifduje (Schinnen) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omhooggaan opgaan: opgoan (Schinnen) rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)] III-1-2
omslag van de broek omslag: oomsjlaag (Schinnen) de omslag van de broek [N 59 (1973)] III-1-3
omtrek, omvang omtrek: omtrèk (Schinnen) de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)] III-4-4
omzetten omscheppen: omšø̜pǝ (Schinnen) Van de natte, kiemende gerst de onderste laag boven brengen. De invuller uit P 180 merkt op dat dit omzetten twee maal per dag geschiedt. Volgens de respondent uit L 210 maakt men hopen van ongeveer 25 cm hoogte om warmte, en daardoor broeiing te verwekken. [N 35, 11; N 35, 9; monogr.] II-2
onbelangrijk weinig: weinig (Schinnen), wieenig (Schinnen) niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)] III-4-4
onbeleefd bot: bot (Schinnen, ... ) niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)] III-3-1
onbeschaafd lomp: lomp (Schinnen), onbeschoft: onbesjoeft (Schinnen), ruw: roew (Schinnen) ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)] III-3-1
onbeschaamd onbeschaamd: onbesjaemd (Schinnen), onbesjämd (Schinnen), onbəsjēēmt (Schinnen) geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)] III-3-1