e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
restant vissen fuik: fōēk (Schinnen), net: net (Schinnen), snoek: sjnouk (Schinnen), snoek (mv.): sjnuik (Schinnen), zalm: zalm (Schinnen) fuik [SGV (1914)] || snoek [SGV (1914)] || visnet [SGV (1914)] || zalm [N100 (1997)] III-4-2
restant vogels jonge meelders: jong meelders (Schinnen), jonge spreeuwen: jong spreeiwe (Schinnen), melderwijfje: meelderwiefke (Schinnen), mus: mösj (Schinnen, ... ), vliegen: vleige (Schinnen) jong van de merel [DC 06 (1938)] || jong van de spreeuw [DC 06 (1938)] || mannelijke huismus (ruigeltje) [N 83 (1981)] || vliegen [SGV (1914)] || vrouwelijke huismus (moffelkop) [N 83 (1981)] || vrouwelijke merel [DC 06 (1938)] III-4-1
restant zoogdieren das: das (Schinnen, ... ), dés (Schinnen), wild: wiljd (Schinnen) das [DC 07 (1939)], [SGV (1914)] || wild [SGV (1914)] III-4-2
retraitant retraitant: retraitant (Schinnen) Iemand die aan een retraite deelneemt, retraitant. [N 96B (1989)] III-3-3
retraite retraite (fr.): retraite (Schinnen), rətraet (Schinnen) Enige dagen van geestelijke afzondering en gebed in een klooster of een daarvoor bestemd huis [retraite?]. [N 96B (1989)] III-3-3
retraitehuis retraitehuis: retraitehoes (Schinnen), rətraetəhoes (Schinnen) Een huis of inrichting waar retraites worden gehouden, retraitehuis. [N 96B (1989)] III-3-3
reumatiek reumatiek: rummatiek (Schinnen), rummetiek (Schinnen) Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)] III-1-2
reuzel, bladvet reuzel: reuzel (Schinnen) reuzel [SGV (1914)] III-2-3
rib rib: rub (Schinnen) rib [SGV (1914)] III-1-1
ribbel ribbel: rubbel (Schinnen) een smalle, langwerpige verhoging aan een voorwerp [ribbel, ril, reef, rif] [N 91 (1982)] III-4-4