e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borgen borgen: borgen (Schinnen) uitstel van betaling geven [borgen] [N 89 (1982)] III-3-1
borrel drupje: drupke (Schinnen), dröpke (Schinnen), dröpkə (Schinnen) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) borrelen: borrelen (Schinnen), borrəlt (Schinnen), kolken: klôkke (Schinnen), kwelmen: kwelmen (Schinnen), wellen: welle (Schinnen) bobbelen (t water bobbelt) [SGV (1914)] || bobbelend naar boven komen, gezegd van water [borrelen, wellen, walen, kwelmen] [N 81 (1980)] || door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borstel borstel: beusjtel (Schinnen) borstel [SGV (1914)] III-2-1
borsten bollen: böl (Schinnen), memmen: memme (Schinnen, ... ), tieten: tiete (Schinnen, ... ), tīēte (Schinnen) borsten van de vrouw [mamme, memme, tette, tiete] [N 10c (1995)] III-1-1
borstkas borst: borst (Schinnen), broes (Schinnen) Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)] III-1-1
borstrok (voor mannen) onderstoep: ongersjtuup (Schinnen) Mannenborstrok. [DC 62 (1987)] III-1-3
borstrok (voor vrouwen) flanelletje: gemaakt van flanel of interlock WNT: flanel, ontl. aan fr. flanelle uit eng. flannel. 1) Als stofnaam [...]; - 2) Als voorwerpsnaam. Kleedingstuk van de onder 1) genoemde stof, bestemd om op het bloote lichaam te worden gedragen. Een flanel wordt gewoonlijk over de geheele lengte met knoopen gesloten en heeft geen of korte mouwen.  flanelke (Schinnen) Vrouwenborstrok. [DC 62 (1987)] III-1-3
borstvliesontsteking fleuris: fleuris (Schinnen, ... ) Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)] III-1-2
bos bos: buš (Schinnen) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8