e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinnen

Overzicht

Gevonden: 4527
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
burgemeester burger: burger (Schinnen), burgər (Schinnen) het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)] III-3-1
buskruit kruit: kroet (Schinnen), krôêt (Schinnen), pulver (<lat.): polfer (Schinnen) buskruit [SGV (1914)] || licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)] III-3-1
buskwast buskwast: bø̜skwas (Schinnen) Kwast waarbij de haarbundel in een ijzeren of koperen bus bevestigd is. [N 67, 30b] II-9
bussel uitgedorst stro bussel: bøsǝl (Schinnen) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
buur nabuur: naobər (Schinnen), noaber (Schinnen) iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurman nabuur: naobər (Schinnen), noaber (Schinnen, ... ) buurman [SGV (1914)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)] III-3-1
buurmeisjes van een gestorven kind bruidjes: bruudjes (Schinnen) De buurmeisjes van een gestorven kind [Lievevrouwemeisjes]. [N 96D (1989)] III-3-3
buurt buurt: bûûrt (Schinnen), nabuurschap: naobersjap (Schinnen), naobərsjap (Schinnen), noabersjap (Schinnen) buurt (in de ~) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)] III-3-1
buurten plenken: WNT: plenken, 3. ... in de gebuurte den avond al koutende doorbrengen.  plenke (Schinnen) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] III-3-1
caleidoscoop kijkbuis: kiekbuus (Schinnen) Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)] III-3-2