22364 |
knikkerkuiltje |
kuiltje:
kuiltje (Q030p Schinveld)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
22820 |
knikkertermen |
klitsen:
klitsje(n) (Q030p Schinveld),
schieten:
sjeeten (Q030p Schinveld)
|
benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)]
III-3-2
|
17784 |
knipogen |
met de ogen pitsen:
pitsje mit de ooge (Q030p Schinveld),
met de ogen wenken:
mit de ooge winke (Q030p Schinveld)
|
knipogen [SGV (1914)]
III-1-1
|
20857 |
knoeien |
knodsen:
knoadsje(n) (Q030p Schinveld),
slabben:
sjlappe(n) (Q030p Schinveld)
|
morsen [SGV (1914)] || slabben [SGV (1914)]
III-2-3
|
25080 |
knoeien, morsen, bevuilen |
knodsen:
knoadsje(n) (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
morsen [SGV (1914)]
III-4-4
|
19076 |
knoest |
aast:
oast (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
noest [SGV (1914)]
III-1-4
|
33246 |
knollen uittrekken |
kruiden:
krūǝ (Q030p Schinveld)
|
In oktober worden de bieten geoogst. Vroeger werden ze met een riek uitgestoken, later met een speciaal stuk gereedschap, zie het lemma Bietenrooier. Het bleef zwaar werk. Het object van het werkwoord is steeds "knollen" zoals in het lemma Knolvoer, Rapen (Coll.). Vergelijk ook het lemma Aardappels Rooien. [N Q, 11a; monogr.; add. uit Goossens 1963, kaart 17]
I-5
|
33236 |
knolraap, raap |
reuben:
rø̄bǝ (Q030p Schinveld)
|
Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20]
I-5
|
33237 |
knolvoer, rapen (coll.) |
groen:
grø̄n (Q030p Schinveld),
groente:
grø̄nt (Q030p Schinveld)
|
Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a]
I-5
|
18262 |
knoop |
knoop:
kneup (Q030p Schinveld),
knoop (Q030p Schinveld),
knoǝp (Q030p Schinveld)
|
knoop [SGV (1914)] || knoopen (mv.) [SGV (1914)] || Plat, rond schijfje of min of meer bolvormig voorwerpje van been, hout, metaal enz., dat aan kleding of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij als een middel om ze te doen sluiten of met een deel van hetzelfde of met een ander stuk te verbinden. [N 59, 135; N 62, 65a; Gi 1.IV, 48; Wi 5; S 18; MW; monogr.]
II-7, III-1-3
|