18215 |
laars (alg.) |
stevel:
sjtiëvel (Q030p Schinveld)
|
laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18359 |
laars met sluitriempje |
rijschoen:
riesjoen (Q030p Schinveld)
|
laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18374 |
laarzenschacht |
schacht:
sjach (Q030p Schinveld)
|
schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
lage schoen:
lieg sjōēn (Q030p Schinveld)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32447 |
lage klomp |
klomp:
[klomp] (Q030p Schinveld)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
klomp:
kloemp (Q030p Schinveld)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33702 |
lage, natte plekken in moeras |
zomp:
zump (Q030p Schinveld)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
band:
(mv)
bē̜njǝ (Q030p Schinveld),
zege grond:
zięx grunjtj (Q030p Schinveld)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
18351 |
lakschoen |
lakschoen:
laksjōēn (Q030p Schinveld)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
lam (Q030p Schinveld),
lamp (Q030p Schinveld),
lammetje:
lɛmkǝ (Q030p Schinveld)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|