17917 |
omhelzen |
om de hals vallen:
om gen hauws vallen (Q030p Schinveld),
omarvelen:
omervele (Q030p Schinveld)
|
omhelzen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
doek:
nu
dook (Q030p Schinveld),
plag:
vroeger
plak (Q030p Schinveld)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
sjaal:
sjaal (Q030p Schinveld)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33651 |
omwalde akker |
kamp:
kamp (Q030p Schinveld)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
25087 |
onbelangrijk |
weinig:
wienig (Q030p Schinveld)
|
weinig [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
oengergood (Q030p Schinveld)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21351 |
onderhands |
onderhands:
ongerhanjdsj (Q030p Schinveld)
|
onderhandsch [SGV (1914)]
III-3-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
ee sjōan hêmd (Q030p Schinveld),
hêmd (Q030p Schinveld),
hêêmd (Q030p Schinveld)
|
hemd [SGV (1914)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] || schoon [o] [een ~ hemd] [SGV (1914)]
III-1-3
|
19395 |
onderkussen, peluw |
hoofdpulf:
hø̄tpøͅləf (Q030p Schinveld),
pulf:
pøͅləf (Q030p Schinveld)
|
peluw [SGV (1914)]
III-2-1
|
25509 |
onderoven |
aslok:
ɛšlǭǝk (Q030p Schinveld)
|
De ruimte beneden in de oven. Deze onder-oven heeft zowel in het bakhuis als in de bakkerij verschillende gebruiksmogelijkheden. De as wordt erin geborgen en eventueel wordt het hout erin gedroogd. Soms functioneert deze ruimte als rijsplaats voor het brood. Aardappelen kunnen erin bewaard worden evenals rapen, wortelen en bieten. Zelfs broedgrage hennen worden erin opgesloten (Weyns 68). De informant van Q 97 vermeldt nog de functie van "weegplaats voor fruit" voor deze onveroven, waarvan de informant uit L 269a zegt dat die zes vierkante meter groot is. Zie afb. 10. [N 29, 5a; N 29, 5b; monogr.]
II-1
|