19079 |
raad |
raad:
road (Q030p Schinveld)
|
raad [SGV (1914)]
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e rīē‧dsel (Q030p Schinveld),
raodsel (Q030p Schinveld),
reudselke (Q030p Schinveld)
|
raadsel [N 07 (1961)] || raadseltje [N 07 (1961)]
III-3-2
|
27904 |
raam |
venster:
fenstǝr (Q030p Schinveld
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
ráár (Q030p Schinveld),
vreemd:
vreem (Q030p Schinveld),
vrêm (Q030p Schinveld)
|
01; vreemd [SGV (1914)] || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
21361 |
raaskallen |
bageren:
WNT: bageren, in de algemene taal niet in gebruik, maar wel in verschillende dialecten, o.a. in dat van Deventer, en in dat van Heerle. Als beteekenis wordt opgegeven "wild en woest praten", en voor Heerle die van "leuteren, kletsen"(Jongeneel 3).
bagere(n) (Q030p Schinveld),
wauwelen:
wauwele(n) (Q030p Schinveld)
|
revelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
28447 |
raat |
bijenwerk:
bi-jǝwɛrk (Q030p Schinveld),
honigschol:
honexšǫl (Q030p Schinveld),
honingschol:
honeŋšǫl (Q030p Schinveld)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
rao (Q030p Schinveld),
roae(n) (Q030p Schinveld)
|
raden [N 07 (1961)] || raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-2
|
18168 |
rafelen |
uitrafelen:
oetruffele(n) (Q030p Schinveld),
uitruffelen:
ūtrøfǝlǝ (Q030p Schinveld)
|
rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
veger:
vēͅgər (Q030p Schinveld)
|
raagbol [SGV (1914)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rammel:
rèmmel (Q030p Schinveld),
rammelaar:
rèmmelair (Q030p Schinveld),
rekel:
raikel (Q030p Schinveld)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|