20676 |
room |
room:
room (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld),
rōm (Q030p Schinveld),
rōu̯m (Q030p Schinveld)
|
Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room [DC 39 (1965)], [SGV (1914)]
I-11, III-2-3
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
rooas (Q030p Schinveld),
ruəzə (Q030p Schinveld)
|
roos [SGV (1914)] || rozen [RND]
III-2-1
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
duits ö
röestere (Q030p Schinveld)
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
30030 |
roosterschuif |
kalkschuif:
kalǝkšȳf (Q030p Schinveld)
|
De schuif waarmee de uitstroomopening van de blusbak kan worden afgesloten. Voor de schuif bevindt zich doorgaans een rooster waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. Dergelijke harde stukjes werden in Q 121 'mannetjeren' ('m'nšǝrǝ') genoemd. [N 30, 32d; monogr.]
II-9
|
20447 |
rouwsluier aan een hoed |
sluier:
sjluier (Q030p Schinveld)
|
rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)]
III-2-2
|
21330 |
royaal |
royaal (<fr.):
reejaal (Q030p Schinveld),
rójáál (Q030p Schinveld),
traktabel:
traktabel (Q030p Schinveld)
|
gul [SGV (1914)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
24524 |
rozenbottel |
rozenbottel:
rōazebottel (Q030p Schinveld)
|
rozenbottel [SGV (1914)]
III-4-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
rozijnenweg:
roziene wék (Q030p Schinveld)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)]
III-2-3
|
17767 |
rug |
rug:
ruk (Q030p Schinveld)
|
rug [SGV (1914)]
III-1-1
|
17640 |
ruggengraat |
rugstrang:
röksjtrank (Q030p Schinveld)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|