25538 |
bloemkist |
meelkist:
mē̜lkęs (Q030p Schinveld)
|
De kist of bak waarin de bloem bewaard wordt. [N 29, 17]
II-1
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
bloomkööël (Q030p Schinveld)
|
bloemkool als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
30027 |
blusbak |
lesbak:
lɛš˱bak (Q030p Schinveld)
|
De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.]
II-9
|
17882 |
blutsen |
blutsen:
blutsje (Q030p Schinveld)
|
blutsen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18143 |
bochel |
bult:
buljtj (Q030p Schinveld),
pokkel:
poekel (Q030p Schinveld),
pokkel (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)]
III-1-2
|
21300 |
boek |
boek:
book (Q030p Schinveld)
|
boek [SGV (1914)]
III-3-1
|
32982 |
boekweit |
boekweit:
bokǝnt (Q030p Schinveld)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|
26631 |
boekweitdoppen |
boekweitskaf:
bōkǝskāf (Q030p Schinveld)
|
Zemelen van boekweit. [JG 1b; N Q, 15; monogr.]
II-3
|
20783 |
boekweitpannenkoek |
boekweitskoek:
bookeskook (Q030p Schinveld)
|
boekweiten koek [SGV (1914)]
III-2-3
|
21301 |
boer |
boer:
boer (Q030p Schinveld),
būr (Q030p Schinveld),
deeze boer (Q030p Schinveld),
dää boer (Q030p Schinveld)
|
boer [SGV (1914)] || deze [~ boer] [SGV (1914)] || die [~ boer] [SGV (1914)] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.]
I-6, III-3-1
|