e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uil uil: uul (Schinveld) uil [SGV (1914)] III-4-1
uiteen poten wijd vaneen: wit vanē (Schinveld) De pootaardappelen verder uiteen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18b] I-5
uitgegraven dennenwortel moer: mūǝr (Schinveld) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitglijden uitlitsen: ōētlīētsje (Schinveld) uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)] III-1-2
uithoren uitvissen: oetvösje(n) (Schinveld), uitvragen: oetvroage(n) (Schinveld) uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitkomen uitkomen: ū.tkomǝ (Schinveld) Het boven de grond uitkomen van het gekiemde zaadkorreltje. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit S 17] I-4
uitleggen duidelijk maken: duudelik make(n) (Schinveld), expliceren (<fr.): expleceere(n) (Schinveld), uitleggen: zachte kk  oetlĕĕkken (Schinveld) verklaren [SGV (1914)] III-3-1
uitneembaar frontje vestje: vestje (Schinveld) frontje, uitneembaar ~ in de hals van een jurk [vestje, plastron] [N 24 (1964)] III-1-3
uitschelden schelden: sjelje(n) (Schinveld, ... ) schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitsliepen uitsliepen: oetsjlīē‧pe (Schinveld) uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] III-3-2