20586 |
fruit bewaren |
murgen:
mörge(n) (Q030p Schinveld)
|
meuken (fruit bewaren) [SGV (1914)]
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
knatsen:
kna͂sje(n) (Q030p Schinveld),
snageren:
s-jnagere (Q030p Schinveld)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22851 |
fuik |
fuik:
foek (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld)
|
fuik [SGV (1914)]
III-3-2
|
30053 |
funderingssleuven uitsteken |
uitschachten:
ūtšaxtǝ (Q030p Schinveld)
|
Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.]
II-9
|
17807 |
gaan |
gaan:
gao (Q030p Schinveld),
goa (Q030p Schinveld),
goan (Q030p Schinveld)
|
gaan [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
rijglok:
rielaoker (Q030p Schinveld)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21314 |
galgenaas |
schindaas (du.):
sjinoas (Q030p Schinveld)
|
galgenaas [SGV (1914)]
III-3-1
|
19375 |
gang |
ere:
(De gang van een huis heet èère) - (laatste woord omgespeld volgens Frings) ps. Op blz. 9. staat achter dit woord nog iets, wat niet te lezen is.
èère (Q030p Schinveld)
|
gang [SGV (1914)]
III-2-1
|
34548 |
gans |
gans:
gau̯s (Q030p Schinveld),
gāu̯s (Q030p Schinveld)
|
[A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.]
I-12
|
33415 |
ganzenhok |
ganzenstal:
ganzǝštal (Q030p Schinveld)
|
De ruimte in de stal waar de ganzen verblijven, zo men die houdt. De navraag heeft niet veel materiaal opgeleverd. [A 10, 9j]
I-6
|