25221 |
hagelx |
hagel:
hagel (Q030p Schinveld)
|
hagel [SGV (1914)]
III-4-4
|
29735 |
hagen |
hagen:
hāgǝ(n) (Q030p Schinveld)
|
De vormelingen opstapelen op het hagebed. De stenen worden daartoe schuin en kruisgewijs op hun kant gezet, kop op kop. Op deze wijze kan de wind gemakkelijk tussen de openingen spelen en het droogproces versnellen (Schuddinck, pag. 102). De woordtypen vlaggen (P 48) en hallen (L 315, L 355) duiden waarschijnlijk het stapelen van stenen onder rietmatten of in een haaghut aan. Zie ook het lemma ɛrietmattenɛ.' [N 98, 101; N 98, 106; L 1a-m; L 26, 10; S 12; monogr.; N 98, 101 add.]
II-8
|
27379 |
hak |
pollevie:
polǝvi-j (Q030p Schinveld)
|
De verhoging, al of niet geheel of gedeeltelijk van leer, onder de hiel van de voet. [N 60, 233c; N 60, 126a; N 60, 169a; L 48, 28a; L 48, 28b; L 1a-m; L 1u, 82; L 5, 50; N 7, 37b; L 29, 42; monogr.]
II-10
|
18180 |
hak van een schoen |
hak:
zegt men nu (vroeger pollevée)
hakj (Q030p Schinveld),
pollevie:
pólleviej (Q030p Schinveld),
nu zegt men hakj
pollevée (Q030p Schinveld)
|
hak van de schoen [N 07 (1961)] || hak van een schoen [pollevie, plevie, hiel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
25455 |
hakbak |
vleesbak:
vlēšbak (Q030p Schinveld)
|
De ladevormige houten bak met open voorzijde waarin het vlees fijngekapt wordt. [N 28, 114]
II-1
|
18791 |
haken |
hakelen:
hêkele(n) (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld),
haken:
höeke(n) höeke(n) (Q030p Schinveld)
|
haken (ww.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
28863 |
haken en ogen |
krammen en ogen:
krɛmp ɛn ōgǝ (Q030p Schinveld)
|
Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11]
II-7
|
19692 |
hakmes |
heep:
hieep (Q030p Schinveld),
hiép (Q030p Schinveld)
|
hakmes, hiep [Roukens 03 (1937)] || heep (bijl) [SGV (1914)]
III-2-1
|
33153 |
haksel |
haksel:
hɛksǝl (Q030p Schinveld)
|
Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.]
I-4
|
17810 |
halen |
halen:
hoale (Q030p Schinveld)
|
halen [SGV (1914)]
III-1-2
|