e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schinveld

Overzicht

Gevonden: 2469
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heten heten: heesjə (Schinveld), warm maken  heete(n) (Schinveld) heeten [SGV (1914)] || heten [DC 37 (1964)] III-2-2
heukelingen spreiden spreiden: spręi̯ǝ (Schinveld), uiteenreken: utēnrēkǝ (Schinveld) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heup heup: huep (Schinveld) heup [SGV (1914)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte hoogte: huegde (Schinveld) hoogte [SGV (1914)] III-4-4
hiel vers: vaesj (Schinveld), vêsj (Schinveld, ... ) hak (van de voet) [SGV (1914)] || hiel, hak [SGV (1914)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hai aardt noa zie vaader (Schinveld) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hijgen gijgen: giege (Schinveld), snakken: sjnakke (Schinveld) hijgen (naar adem) [SGV (1914)] III-1-2
hik hik: hik (Schinveld) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinderen hinderen: hinjere(n) (Schinveld) hinderen [SGV (1914)] III-3-1
hinken hinken: hinke (Schinveld), huppelen: huppele (Schinveld) hinken, op een been springen [SGV (1914)] III-1-2