20695 |
balkenbrij |
pensding:
pensdink (P052p Schulen)
|
balkenbrij [Goossens 2c (1963)]
III-2-3
|
18563 |
bandje over de mouw aan de onderkant |
pat (<fr.):
cfr. WNT: pat (I) [van fr. patte], bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.
pat (P052p Schulen)
|
een bandje over de mouw aan de onderkant (pat?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
bɛrəvoits (P052p Schulen),
barvoets:
byrvətə (P052p Schulen),
op zijn blote voeten:
up sən blutə vit (P052p Schulen)
|
barrevoets [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND]
III-1-3
|
19754 |
beddenlaken |
laken:
laəkə (P052p Schulen)
|
Een laken (op een bed) [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
bēəvort (P052p Schulen)
|
Een bedevaart. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
helpen:
emmand helfe (P052p Schulen)
|
Iemand in een winkel bedienen. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
18965 |
bedriegen |
bedriegen:
ook materiaal Leuv. lijst 21, vr 6a
bedrige (P052p Schulen)
|
bedriegen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
betsprē (P052p Schulen)
|
bedsprei [RND]
III-2-1
|
33660 |
beemd |
beemd:
bęm (P052p Schulen),
bɛm (P052p Schulen)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|