17758 |
mond |
mond:
munt (P052p Schulen)
|
mond [RND]
III-1-1
|
22681 |
mondstuk |
teut:
teut (P052p Schulen)
|
Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)]
III-3-2
|
18569 |
monicazak |
losse tas:
losə teəs (P052p Schulen)
|
een binnenzak met ruimte tussen de zak en het pand (monikazak?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
24355 |
mot |
mot:
mot (P052p Schulen)
|
mot (beschrijving) [Lk 03 (1953)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
mutø͂ͅr (P052p Schulen)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
motregel (P052p Schulen)
|
stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
motregenen:
het motregelt (P052p Schulen)
|
stofregenen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
mãw (P052p Schulen),
màuw (P052p Schulen)
|
de mouw [N 59 (1973)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
II-7, III-1-3
|
29063 |
mouwkop |
mouwkop:
mãwkop (P052p Schulen)
|
Het gedeelte van de mouw van het colbert dat in de armsgatuitsnijding wordt ingewerkt. [N 59, 128]
II-7
|
28935 |
mouwlengte |
mouwlengte:
mãwlɛŋktǝ (P052p Schulen)
|
Dames- en herenmaat, genomen bij en na de halve rugbreedte en de ellebooglengte. Zie afb. 25. [N 59, 47a; N 62, 2b]
II-7
|