17811 |
hangen |
hangen:
hange (L266p Sevenum)
|
hangen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20021 |
hanggeranium |
hanggeranium:
WBD
hàng granium (L266p Sevenum)
|
Hanggeranium (pelargonium peltatum). De bladeren zijn duidelijk 3- of 5-lobbig, de lobben zijn gaafrandig. De plant heeft liggende stengels, die vaak over de rand van de bloempot heenhangen. De bloemen zijn lichtrood of wit van kleur en groeien in scherme [N 92 (1982)]
III-2-1
|
19373 |
hangslot |
hangslot:
hangslōō.t (L266p Sevenum),
kluister:
klōēster (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
slot:
slôt (L266p Sevenum)
|
hangslot [N 07 (1961)]
III-2-1
|
30489 |
hangsteiger |
paardje:
pɛrtjǝ (L266p Sevenum),
schuitje:
sxȳtjǝ (L266p Sevenum)
|
Steiger waarop de dakdekker staat wanneer hij het onderste deel van de dakbedekking vervaardigt. De steiger bestaat uit vier planken die op zogenaamde steigerbokken rusten. Het geheel wordt met touwen aan de muur bevestigd. Zie ook het lemma 'Hangende steiger'. Het betreft daar een vergelijkbare steiger die door de metselaar wordt gebruikt. [N F, 11; N 64, 147a]
II-9
|
18979 |
hansworst |
halve gare:
hàlve gare (L266p Sevenum),
onnozele hals:
onneuzele hals (L266p Sevenum)
|
iemand die zich belachelijk aanstelt [hanswordt, polichinelle] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21413 |
hard schreeuwen |
hel keken:
hel kaeke (L266p Sevenum)
|
hard schreeuwen; je moet - - anders verstaat hij ons niet [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
25147 |
hard waaien |
boezen:
bōēze (L266p Sevenum)
|
hard waaien [boezen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25027 |
hard, luid |
hel:
haël (L266p Sevenum),
hel (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
hèl (L266p Sevenum),
hël (L266p Sevenum)
|
hard (schreeuwen) [DC 38 (1964)] || hard klinkend [hard, luid] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21940 |
hard, snel vliegen |
trekken:
trekke (L266p Sevenum)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: hard, snel vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22470 |
harde puntslag van een priktol |
piek:
pik (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Een harde puntslag van een priktol op een andere die ligt of draait [pramooi, pikadder, pug, peg, punk, piek, piko, keek, mok]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|