33725 |
hek |
hek:
hęk (L266p Sevenum)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
33726 |
hek aan de ingang van een wei |
varen:
vǭrǝ (L266p Sevenum)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
23906 |
hel |
hel:
hèl (L266p Sevenum)
|
De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18998 |
helpen |
helpen:
helpe (L266p Sevenum)
|
helpen (geen context) [DC 37 (1964)]
III-1-4
|
34354 |
helpen bij het biggen werpen |
baggen grijpen:
bagǝ grīǝpǝ (L266p Sevenum)
|
De zeug helpen bij het werpen van de biggen, gezegd van de boer. [N 76, 40]
I-12
|
19915 |
hemel |
hemel:
haemel (L266p Sevenum),
he,məl (L266p Sevenum),
Opm. ee = ee/ê.
heemel (L266p Sevenum)
|
De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND], [SGV (1914)]
III-3-3
|
23241 |
hemelvaartsdag |
hemelvaart:
hemelvaart (L266p Sevenum)
|
Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34474 |
hen met kuikens |
kloek:
kluk (L266p Sevenum)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
22745 |
hengel |
hengel:
Opm. e = ´/Ô.
hengel (L266p Sevenum)
|
hengel [SGV (1914)]
III-3-2
|
19511 |
hengsel |
hengsel:
hengsel (L266p Sevenum)
|
hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|