e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hek hek: hęk (Sevenum) Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.] I-8
hek aan de ingang van een wei varen: vǭrǝ (Sevenum) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
hel hel: hèl (Sevenum) De hel [hèl, höl]. [N 96D (1989)] III-3-3
helpen helpen: helpe (Sevenum) helpen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
helpen bij het biggen werpen baggen grijpen: bagǝ grīǝpǝ (Sevenum) De zeug helpen bij het werpen van de biggen, gezegd van de boer. [N 76, 40] I-12
hemel hemel: haemel (Sevenum), he,məl (Sevenum), Opm. ee = ee/ê.  heemel (Sevenum) De hemel [himmel, heemel]. [N 96D (1989)] || hemel [RND], [SGV (1914)] III-3-3
hemelvaartsdag hemelvaart: hemelvaart (Sevenum) Hemelvaart, Hemelvaartsdag [Hiemelvaart, Himmelvaatsdag, Himmelvaat, Kriste hiemmelvaat]. [N 96C (1989)] III-3-3
hen met kuikens kloek: kluk (Sevenum) Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
hengel hengel: Opm. e = ´/Ô.  hengel (Sevenum) hengel [SGV (1914)] III-3-2
hengsel hengsel: hengsel (Sevenum) hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)] III-2-1