| 34398 |
jong vrouwelijk schaap tot ongeveer een half jaar |
germpje:
germkǝ (L266p Sevenum)
|
[N 77, 5]
I-12
|
| 21910 |
jonge duif |
jonge duif:
jòng doëf (L266p Sevenum),
pieper:
piëper (L266p Sevenum)
|
een jonge duif jonger dan één jaar? [N 93 (1983)] || Hoe heet een jonge duif, nog te jong om mee te spelen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
| 34551 |
jonge gans |
gansje:
ganskǝ (L266p Sevenum),
ganzenkuiken:
gau̯sǝkȳkǝ (L266p Sevenum),
jonge gans:
joǝ gau̯sǝ (L266p Sevenum)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
| 34448 |
jonge geit |
geitenlammetje:
gęi̯tǝlɛmkǝ (L266p Sevenum),
liempje:
limkǝ (L266p Sevenum)
|
[N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.]
I-12
|
| 19649 |
jonge kat |
miesje:
miêske (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u een jong katje? (jongske, katje) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
| 34481 |
jonge kip |
pul:
pøl (L266p Sevenum),
pø̜l (L266p Sevenum)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
| 23569 |
jonge koorzanger |
jeugdzanger:
jeugdzenger (L266p Sevenum),
zangertje:
zengerke (L266p Sevenum)
|
Een jeugdige koorzanger, zangertje, koraaltje. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20314 |
jonge vrouw |
jong vrouwmens:
jònk vrommes (L266p Sevenum),
jònk vròmmes (L266p Sevenum),
maagdje:
mègge (L266p Sevenum)
|
jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 20159 |
jongen |
jong:
jong (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
Opm. jonk als scheldwoord.
jōng (L266p Sevenum)
|
jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)]
III-2-2
|
| 20365 |
jongen met wie een meisje verkering heeft |
jong:
de jòng (L266p Sevenum),
jong (L266p Sevenum),
jòng (L266p Sevenum),
vrijer:
vrij-jer (L266p Sevenum),
vrijer (L266p Sevenum)
|
de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|