e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
keel strot: strø̜̄t (Sevenum) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot strot: strôt (Sevenum), strö:ət (Sevenum) strot [RND], [SGV (1914)] III-1-1
keelgat keelgat: kaelgaat (Sevenum) keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)] III-1-1
keelpijn pijn in de keel: pi.n inə kɛ.əl (Sevenum) keelpijn [RND] III-1-2
keerstrook, wendakker vooreind: vøę̄ręnt (Sevenum), voorhoofd: vøę̄rǭt (Sevenum), vø̜rǝt (Sevenum) Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.] I-1
keet, hut keet: kiǝt (Sevenum) Omdat het werk in de venen seizoenarbeid is, verblijven de arbeiders uit andere streken in een keet ter overnachting. In L 244b zijn zo''n zestiental keten geweest die bewoond werden door vijftien personen per keet. Eén van de arbeidersvrouwen deed de huishouding. De keten zijn in twee helften verdeeld: de ene helft dient als eet- en schaftlokaal, de andere helft als slaapplaats. De keet moet een slecht onderkomen geweest zijn door treklucht en walm van turfvuur.' [II, 4] II-4
kegelen kegelen: kaegele (Sevenum), kegele (Sevenum) De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kegels (mv.) kegels: mit də ke.gəls wört nimər gəspölt (Sevenum) met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND] III-3-2
kelder kelder: keͅldər (Sevenum) kelder [RND] III-2-1
kelk kelk: kelk (Sevenum, ... ) De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] III-3-3