e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

Gevonden: 6012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balstuk balstuk: balstøk (Sevenum) Reparatiestukje dat op de bal aangebracht wordt. [N 60, 233c; N 60, 233b] II-10
banden banden: bɛŋt (Sevenum) Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a] I-11
bandiet bandiet: bandiet (Sevenum), schelm: (e = ´ / Ô)  schelm (Sevenum), schobbejak: schòbbejak (Sevenum) bandiet [SGV (1914)] || een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)] III-3-1
bandschort met borststuk scholk: schólk (Sevenum, ... ) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bang bang: ik bin bang dèt... (Sevenum), ik bin bàng dét... (Sevenum) een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] III-1-4
bangerik schijter: schiëter (Sevenum), schijterd: schiĕterd (Sevenum), schijthuis: schīēthōēs (Sevenum, ... ), schouweschijter: schoowe schīēter (Sevenum), wezel: ⁄ne wèzel (Sevenum) bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] || iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] III-1-4
bank bankje: bɛŋkskǝ (Sevenum) Laag turf van één turf lang en diep tot op de bodem over de breedte van de veenkuil. [I, 52] II-4
bank maken bankje(s) maken: bɛŋkskǝ mākǝ (Sevenum) Het snijden van een bank turf. [I, 53] II-4
bank van lening lommerd: Van Dale: lommerd, bank van lening, pandjeshuis.  lòmmerd (Sevenum), lòmmert (Sevenum) de instelling van gemeente of particulieren waar men geld krijgt op onderpand van onroerende goederen [bank van lening, lommerd, pandjeshuis] [N 89 (1982)] III-3-1
bankbiljet briefje: brifke (Sevenum) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1