34337 |
knorren |
knorren:
knōrǝ (L266p Sevenum),
knǫrǝ (L266p Sevenum)
|
Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
21825 |
knorren (wbd) |
knorren:
Van Dale: knorren, 3. (fig.) zijn misnoegen, ontevredenheid uiten door boze woorden.
knorre (L266p Sevenum),
knòrre (L266p Sevenum)
|
zachtjes kreunen en knorren, gezegd van kleine kinderen die voldaan en tevreden zijn [grutten, kaaieren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19350 |
knorrepot |
knorpot:
knorpot (L266p Sevenum),
Opm. oo kort uitgesproken.
knoorpot (L266p Sevenum)
|
iemand die voortdurend ontstemd is en dat laat blijken [grijspot, gruis, grijsmanne-tje, knorrepot] [N 85 (1981)] || knorrepot [SGV (1914)]
III-1-4
|
17880 |
knuppel, knots |
knuppel:
knuppel (L266p Sevenum),
knøpəl (L266p Sevenum)
|
knuppel [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
22381 |
knutselen |
knutselen:
knutsele (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Allerlei kleine voorwerpen uit liefhebberij en met geringe hulpmiddelen maken [knutselen, kutselen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34058 |
koe |
koe:
ku (L266p Sevenum),
kuu̯ (L266p Sevenum),
kuu̯ǝ (L266p Sevenum),
kūu̯ǝ (L266p Sevenum)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
34066 |
koe die eenmaal heeft gekalfd |
maal:
mǭl (L266p Sevenum)
|
Zie afbeelding 6. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N C, 14a; monogr.]
I-11
|
34183 |
koe die pas gekalfd heeft |
vaars:
vǫrs (L266p Sevenum)
|
Voor een aantal varianten van vaars zou men kunnen denken aan een woord vers. Het wnt (xx-1, blz. 2125) vermeldt ''vers'' in de betekenis van "jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft" (wnt xviii, blz. 72). Het onderscheid tussen vers- en vaarsvarianten is niet altijd even duidelijk. Daarom is er gekozen voor één woordtype vaars.' [A 4, 16; L 20, 16]
I-11
|
34068 |
koe die tweemaal heeft gekalfd |
koe:
[koe] (L266p Sevenum),
tweede maal:
twedǝ mǭl (L266p Sevenum)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) resp. (kalf) de lemmata ''koe'' (3.3.1) en ''kalf'' (3.1.1). [N 3A, 26a; N C, 14b]
I-11
|
34126 |
koe met gebogen, opgezette rug |
varkensrug:
vɛrkǝsrøk (L266p Sevenum)
|
[N 3A, 145c]
I-11
|