26807 |
banken laten zitten |
afdijken:
afdīkǝ (L266p Sevenum),
bank laten zitten:
baŋk lǭtǝ zetǝ (L266p Sevenum),
dam laten zitten:
dam lǭtǝ zetǝ (L266p Sevenum)
|
Veenbanken laten zitten als bescherming tegen het water. [I, 62]
II-4
|
20181 |
barensweeën |
pozen:
pōēze (L266p Sevenum),
pòèze (L266p Sevenum)
|
Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18173 |
barrevoets |
barrevoets:
bɛrǝvuts (L266p Sevenum),
bɛrəvəs (L266p Sevenum),
barvoets:
bèrves (L266p Sevenum),
op naakse voeten:
op naksə vø:t (L266p Sevenum)
|
barrevoets [SGV (1914)] || blootvoets [RND] || Op sommige plaatsen wordt barrevoets gebaggerd. [I, add.]
II-4, III-1-3
|
21781 |
bascule |
bascule:
baskuul (L266p Sevenum)
|
Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)]
III-3-1
|
23344 |
basiliek |
basiliek (<lat.):
baseliek (L266p Sevenum)
|
Een basiliek. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19313 |
bazige vrouw |
die heeft de boks aan:
die hèt de bòks aan (L266p Sevenum),
kapitein:
⁄nne kàppetein (L266p Sevenum)
|
een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34501 |
bebroed bevrucht ei |
rot ei:
rot ęi̯ (L266p Sevenum)
|
[N 19, 54c]
I-12
|
34500 |
bebroed onbevrucht ei |
uitschouwer:
ūtsxǫu̯ǝr (L266p Sevenum)
|
[N 19, 54b]
I-12
|
19730 |
bed |
bed:
be̝ͅt (L266p Sevenum)
|
bed [RND]
III-2-1
|
21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
steken:
eemus stàèke (L266p Sevenum),
staeke (L266p Sevenum),
stāēkke (L266p Sevenum)
|
iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|