e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koppelmes koppelmes: koppelmes (Sevenum) Mes met een kort lemmet waarvan de punt vaak gaffelvormig is. De klompenmaker gebruikt het koppelmes om klompen in paren bij elkaar te binden. Zie ook afb. 255. [N 97, 126; A 29a, 16a-b] II-12
koppelstang wipperhoutje: wepǝrhø̜ltjǝ (Sevenum) De lat met aan de wielzijde een gebogen gedeelte, waarmee de trapbeweging door middel van de trede op het drijfwiel wordt overgebracht. [N 34, B4] II-7
koppelteugel, koppelstang koppelijzer: kǫpǝlizǝr (Sevenum) Verbinding tussen de bitten van de paarden van een tweespan, of teugel die het haam van het bijdehandse paard (het paard dat bestuurd wordt) met het bit van het vandehandse paard (het rechtse paard van een twee- of driespan) verbindt. [N 13, 36] I-10
koppen koppen: kopǝ (Sevenum) De breedte van de turf snijden. [II, 38c] II-4
koppig koppig: köppig (Sevenum, ... ), kùppig (Sevenum), spannig: špɛnex (Sevenum), steens: stɛŋs (Sevenum), wars: wĕrs (Sevenum), wêrs (Sevenum), wē̜rs (Sevenum) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]koppig [SGV (1914)] || koppig zijn, steeds vasthoudend aan eigen wil of inzicht [bokken, koppen] [N 85 (1981)] || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] I-9, III-1-4
kopshout kopshout: kǫpshǫwt (Sevenum) Het vlak van een stuk hout dat de dwarsdoorsnede van de vezels vertoont. [N 50, 50a; monogr.] II-12
koptouw touw: tǫu̯w (Sevenum) Touw aan de horens van een koe. [N 3A, 14a] I-11
kopturf kopturf: koptø̜rǝf (Sevenum) Turf die ligt in de breedterichting van een stapel. Tezamen met één scheerturf vormen twee kopturven telkens een basis voor het opbouwen van een ring. [II, 80e] II-4
kopziekte kopziekte: kopziekte (Sevenum), kopzykt (Sevenum) Door de overgang van de stal naar de weide treden stoornissen op in het maagdarmkanaal na plotselinge opname van grote hoeveelheden eiwit uit het jonge gras. Kopziekte komt vooral in het voorjaar voor. Bij een acuut verloop is er een potselinge aanval van krampen, waarbij alle ledematen, hals, hoofd, ogen en oren betrokken zijn. De opeenvolgende krampgolven nemen in hevigheid toe, totdat de dood volgt door een hartkramp (Berns 1983, blz. 137). Door de boeren wordt kopziekte vaak verward met melkziekte. Het zijn allebei zogenaamde deficiëntieziekten: bij kopziekte gaat het dan om een gebrek aan magnesium, bij melkziekte aan calcium. Zie ook het lemma ''kopziekte'' in wbd I.3, blz. 474-475.' [N 3A, 79; A 48A, 3; monogr.] I-11
kordeel, hotlijn hotlijn: hǫtlin (Sevenum), strang: straŋk (Sevenum) Riem die of touw dat aan de korte teugel (cf. lemma Loenje) is vastgemaakt en door de voerman in de hand gehouden wordt. Als de voerman aan die lijn trekt, draait het paard naar links (haar), als hij er zachte rukjes aan geeft, draait het paard naar rechts (hot). Meestal wordt de gewenste richting van het paard echter vooral met commando''s aangegeven. [JG 1a, 1b; N 13, 29 en 32] I-10