20751 |
langwerpig wittebrood |
weg:
Syst. WBD
wèk (L266p Sevenum)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33323 |
langwerpige hoeve |
langhuis:
laŋhūs (L266p Sevenum)
|
Het boerderijtype waarbij het bouwwerk één geheel vormt; woonhuis, stallen en schuur zijn achter elkaar geplaatst onder één langwerpig dak. Navraag naar verschil in boerderijbenaming, wanneer de grote deeldeuren in de korte of achtergevel dan wel in de lange zijgevel zijn geplaatst, leverde slechts in drie plaatsen een positief antwoord op. Zie onder de typen gevelhuis en schuurhuis. Waar de opgave identiek is met de naam voor de boerderij in het algemeen (zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1), ook voor de fonetische documentatie van deze opgaven), is doorgaans aangegeven dat dit het enig voorkomende type is en derhalve geen specifieke naam heeft. De betreffende opgaven zijn wel bij de lemmata 1.2.1 - 1.2.6 opgenomen en staan telkens vooraan in het lemma. Bij het type langhuis is niet goed uit te maken of het om een woordgroep dan wel om een samenstelling gaat. Slechts een enkele keer is het woordaccent aangegeven; dan staat het op de eerste lettergreep. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 2. [N 4A, 1a en 2a]
I-6
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strīp (L266p Sevenum)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
lanksam (L266p Sevenum),
lawsem (L266p Sevenum),
traag:
traog (L266p Sevenum),
trāōg (L266p Sevenum)
|
langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] || langzaam [lui, traag, stil, telijig] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantêrn (L266p Sevenum),
lucht:
leucht (L266p Sevenum)
|
lantaarn [SGV (1914)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
lap:
lap (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
lapje:
lɛpkǝ (L266p Sevenum)
|
Lapje leer dat men ter reparatie op een scheur op het schoeisel zet. [N 60, 233g] || sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 86 (1981)]
II-10, III-1-3
|
18346 |
lap op een schoen |
lap:
lap (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
lapje:
lèpke (L266p Sevenum),
stuk:
stuk (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Een lapje leer op de scheur op het schoeisel (huif?) [N 60 (1973)] || lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
27077 |
last van een schip |
last:
lāst (L266p Sevenum)
|
Bepaalde ruimte op het schip die met turf geladen wordt. [II, 90b]
II-4
|
18999 |
lasteren |
zwartmaken:
eemus zwart make (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
zwart maake (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
het schenden van iemands goede naam [achterpraat, achterklap, laster] [N 85 (1981)] || iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lastig (L266p Sevenum),
làstig (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë. Opm. a met een ? erboven langgerekt uitgesproken.
laëstig (L266p Sevenum),
zwaar:
zwaor werk (L266p Sevenum),
zwaòr werk (L266p Sevenum)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] || zwaar vallend [bezwaarlijk, kwalijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|