33759 |
moederloos veulen |
lepper:
lɛpǝr (L266p Sevenum)
|
Veulen dat met een melkfles grootgebracht wordt. [N 8, 6]
I-9
|
17567 |
moedervlek |
moedervlek:
mooder-vlek (L266p Sevenum),
moodervlek (L266p Sevenum)
|
Moedervlek: een aangeboren bruine vlek op de huid (moedermaal, peperkoor, pepervlek). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19309 |
moedig (zijn) |
kloek:
klook (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
moed hebbend, onbevreesd [durvig, moedig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33823 |
moedig en opgewekt |
goedsgemoeds:
gǫtsgǝmuts (L266p Sevenum),
vriendelijk:
vrendǝlǝk (L266p Sevenum)
|
Gezegd van energieke en levendige paarden. [JG 1a; N 8, 64j]
I-9
|
22045 |
moeilijk ademhalen |
hijgen:
hiëge (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: moeilijk ademhalen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17944 |
moeilijk vooruitkomen |
strobbelen:
stroeppele (L266p Sevenum)
|
lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
moote (L266p Sevenum)
|
moeite; hij geeft zich moeite [DC 03 (1934)]
III-1-4
|
19940 |
moer |
konijn:
kniën (L266p Sevenum),
moer:
mōr (L266p Sevenum)
|
konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
33700 |
moeras |
moeras:
murǭs (L266p Sevenum),
zomp:
zōmp (L266p Sevenum)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33556 |
moestuinx |
hof:
hōͅ.f (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
hōͅf (L266p Sevenum),
hoͅf (L266p Sevenum)
|
[DC 03 (1934)] [N 05A (1964)] [N 11A (zj)] [SGV (1914)]
I-7
|