24868 |
oot |
eve:
WBD
ève (L266p Sevenum),
evie:
WLD
eeve (L266p Sevenum),
poes:
-
poe:se (L266p Sevenum),
wilde haver:
-
wilde haver (L266p Sevenum),
windhaver:
-
winkhaver (L266p Sevenum)
|
oot [wilde haver] [DC 30 (1958)] || Oot, wilde haver (avena fatua 5 tot 20 cm groot. De plant is zodevormend, de bladeren zijn borstelvormig; de aartjes bevinden zich in dichte, aarvormige pluimen, klein, lichtgroen tot grijsachtig van kleur, kort genaald. Van april tot en met juni. Te vi [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33293 |
oot, wilde haver |
poezen:
pūsǝ (L266p Sevenum),
wilde haver:
wilde haver (L266p Sevenum),
windhaver:
windhaver (L266p Sevenum)
|
Avena fatua L. Een vrij algemeen voorkomend lastig onkruid op bouwland, in korenvelden en wegbermen, dat er haverachtig uitziet met een wijde, pluimvormige aar. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 60 tot 120 cm. Vergelijk lemma Evene in WLD.I, afl. 4. [A 30, 2; A 60A, 81; L 49, 2; monogr.; add. uit JG 1a, 1b]
I-5
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart doen:
bèèvert dôn (L266p Sevenum),
een bedevaart doen:
ene bêvert doon (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
een bedevaart houden:
("e"als père in t Frans).
ne bèvert haoje (L266p Sevenum),
op bedevaart gaan:
op baevert gaon (L266p Sevenum),
op bèèjvert gaon (L266p Sevenum)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] || Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
op de klater gaan:
op de klater gaon (L266p Sevenum),
op de klater gaòn (L266p Sevenum),
op de loop gaan:
op te loeəp goan (L266p Sevenum)
|
op de loop gaan [SGV (1914)] || vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21692 |
op de markt verkopen |
naar de markt gaan:
Opm. bijv. met biggen.
nar de mert gaon (L266p Sevenum)
|
verkopen, goederen op de markt gaan ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17966 |
op de schouder zitten |
paard rijden:
paerd rīēje (L266p Sevenum),
pottemarsen:
pottemarse (L266p Sevenum),
rug rijden:
ruk rīēje (L266p Sevenum)
|
rug: op de rug zitten [N 10 (1961)]
III-1-2
|
17949 |
op de tenen lopen |
op de tenen lopen:
op de tīēn lōēpe (L266p Sevenum)
|
lopen: op zijn tenen lopen [op zn vurvoete] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22682 |
op de vingers fluiten |
schuifelen:
schuffele (L266p Sevenum),
sxyfələ (L266p Sevenum)
|
Op de vingers fluiten [schuffelen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
33218 |
op een hoop gooien |
op hopen schudden:
ǫp hȳp sxødǝ (L266p Sevenum)
|
Het uitstorten van de aardappelen in de kuil. [N 12, 29; monogr.]
I-5
|
25094 |
op een rij zetten |
in de rij zetten:
in de rei-j zette (L266p Sevenum),
in de rij zètte (L266p Sevenum)
|
op een rij zetten [hagen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|