e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaapsschaar schaap(s)scheer: sxǭpsxīr (Sevenum) Bepaalde schaar waarmee men schapen scheert. [N 18, 119; monogr.] I-12
schaar scheer: sxiǝr (Sevenum) Schaar, gereedschap van kleermaker en naaister. Een goede schaar is gemaakt van staal en ijzer. Het snijvlak van de schaar moet van staal vervaardigd zijn. Het bovenoog, waarin de duim rust, is kleiner en ronder dan het onderoog waarin de vingers rusten (Papenhuyzen III, pag. 9). In dit lemma zijn de vragen ø̄Hoe noemt u de schaar in het algemeen?ø̄ (N 59, 16a), ø̄Hoe noemt u de grote schaar?ø̄ (N 59, 16b), en ø̄Hoe noemt u de kleine schaar?ø̄ (N 59, 16c) samengevoegd. Binnen dit lemma zijn de antwoorden onderverdeeld in drie groepen die beantwoorden aan de driedelige vraagstelling. Zie afb. 8. [N 59, 16a; N 59, 16b; N 59, 16c; N 62, 54; L 45, 14; L A2, 317; Gi 1.IV, 22; MW; S 30; monogr.] II-7
schaars schraal: schraol (Sevenum), schrāōl (Sevenum) op karige of krappe wijze [schaars, schriel] [N 91 (1982)] III-4-4
schaatsen schaatsen: schatse (Sevenum, ... ) Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] || Zich voortbewegen op schaatsen [schaatsen, schaverdijnen]. [N 88 (1982)] III-3-2
schabbernak gekke falie: gekke falie (Sevenum) wonderlijk kledingstuk [schabbernak] [N 86 (1981)] III-1-3
schacht van de avegaar boorstang: bōrstaŋ (Sevenum) Het staafvormige gedeelte van het boorijzer van een avegaar dat zich bevindt tussen de kruk en het snijdende gedeelte. [N 97, 73] II-12
schaden (ww.) schaden: schaje (Sevenum) schaden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
schaduw, lommer schaduw: schaduw (Sevenum), scheem: schèèm (Sevenum, ... ), schèèn (Sevenum), cf. WNT s.v. "scheem - scheme"= schaduw; resp. :"(aan ¯t verdwijnen)"; zie ook: "ø´tt\\ zón  schîem (Sevenum), uit de zon: ŏĕttə zón (Sevenum) (in) de schaduw (zitten) [DC 49 (1974)] || schaduw (donkere vlek achter een persoon) [DC 49 (1974)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schaften rusten: ps. omgespeld volgens Frings.  rø͂ͅste ? (Sevenum), schoften: schofte (Sevenum), schòfte (Sevenum, ... ) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] || schaften [SGV (1914)] III-3-1
schafttijd rustenstijd: rø͂ͅstəstit (Sevenum), ps. deels omgespeld volgens Frings.  rø͂ͅstes}tiēd (Sevenum) schafttijd [RND], [SGV (1914)] III-3-1