21281 |
verkwisten |
doordraaien:
door dreije (L266p Sevenum)
|
op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afslaan:
aafslaon (L266p Sevenum)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19038 |
verlegen |
bleu:
blūūê (L266p Sevenum),
schouw:
schoow (L266p Sevenum),
schôw (L266p Sevenum),
schôôw (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
verlegen:
verlaege (L266p Sevenum),
verlége (L266p Sevenum)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18850 |
verlegen (zijn) |
bleu:
blūū ziën (L266p Sevenum),
blŭŭ zièn (L266p Sevenum)
|
niet flink of zelfbewust zijn, zich niet goed durven uiten in het bijzijn van anderen [teutelen, verlegen zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
verle-ze (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
verleze (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
verlèze (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
verliezen [DC 38 (1964)], [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-2
|
34165 |
verlopen |
omlopen:
(de koe is) ømgǝlūpǝ (L266p Sevenum)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
31799 |
verlopen van de zaag |
lopen:
lūǝpǝ (L266p Sevenum)
|
Bij het zagen afwijken van de lijn die gevolgd moet worden. De zaag gaat afwijken als de tanden ervan niet goed gezet zijn. [N 50, 43b; N 53, 28a; N 75, 118b]
II-12
|
25091 |
vermengen |
mengen:
mènge (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18853 |
vermoeden |
denken:
ik dink... (L266p Sevenum),
ik dènk... (L266p Sevenum)
|
het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23374 |
verpachte banken |
verpachte banken:
verpagde benk (L266p Sevenum)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|