33614 |
broeibak |
broeibak:
broeibak (L266p Sevenum)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
24134 |
broek, veren aan de poten |
sokken:
sök (L266p Sevenum),
zök (L266p Sevenum)
|
veren aan de poten van een vogel (scherkes) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
doow lups ok altied meit ⁄n groite kolf in de boks (L266p Sevenum),
dow lups ok altiëd met ⁄n aafhangende boks (L266p Sevenum),
hee heel zien books oop met ⁄n leire reem (L266p Sevenum),
hij heel zien boks emhoëg met ⁄ne lêren reem (L266p Sevenum),
doffe o
boks (L266p Sevenum),
klepboks
boks (L266p Sevenum),
Opm. Ø = kort uitgesproken oo.
bōks (L266p Sevenum)
|
broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Broek. (Moeder zei tegen kleine Kees:) Jij loopt ook altijd met een afgezakte broek! [DC 39 (1965)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
24913 |
broekland, moeras |
zomp:
ps. omgespeld volgens Frings!
zōmp (L266p Sevenum)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
18423 |
broekspijp |
bokspijp:
bokspīēpe (L266p Sevenum)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
riem:
hee heel zien books oop met ⁄n leire reem (L266p Sevenum),
hij heel zien boks emhoëg met ⁄ne lêren reem (L266p Sevenum),
reem (L266p Sevenum)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || Broeksriem. Hij hield z’n broek op met een leren riem. [DC 35 (1963)]
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
vottentasje:
vottenteske (L266p Sevenum)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
boksentas:
boksetes (L266p Sevenum)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broer:
broor (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum,
L266p Sevenum),
brōōr (L266p Sevenum),
met accet è op de o
brŏər (L266p Sevenum)
|
broeder [DC 05 (1937)] || broer [DC 03 (1934)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
o = kort uitgespr oo
brōmmen (L266p Sevenum)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|