33131 |
bussel kort stro |
kromme bos:
krǫmǝ bus (L266p Sevenum)
|
Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28]
I-4
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
bus (L266p Sevenum),
schoof:
sxuǝf (L266p Sevenum)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
18586 |
bustehouder |
bustehouder:
bustehouer (L266p Sevenum)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21702 |
buur |
nabuur:
naober (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20223 |
buurman |
nabuur:
naober (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
noabere (L266p Sevenum)
|
buurman [SGV (1914)] || iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
naburen:
in de noabere (L266p Sevenum),
nabuurschap:
naoberschap (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)] || het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21306 |
buurt: in de buurt |
dichtbij:
dōn beej (L266p Sevenum)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
collationeren (<fr.):
vgl. Venlo Wb. (pag. 165): klasjenere, n gesprek voeren.
klasjeneere (L266p Sevenum),
klàsjenere (L266p Sevenum),
praten:
ōēt goan proate (L266p Sevenum)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] || de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23398 |
calvarieberg op het kerkhof |
calvarieberg:
calvarieberg (L266p Sevenum),
calvariegroep:
calvariegroep (L266p Sevenum)
|
De beeldengroep op het kerkhof, bestaande uit Jezus aan het kruis en aan weerskanten daarvan Maria en Johannes [Calvariegroep, kruisgroep, Calvarieberg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21227 |
calèche -> rijtuig |
rijtuig:
rie-tuug (L266p Sevenum),
rietuug (L266p Sevenum)
|
een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)]
III-3-1
|