22117 |
de persoon die samen met de duivemelker de geloste duiven opwacht |
helper:
helper (L266p Sevenum)
|
Hoe zegt men: de persoon die samen met de duivemelker de geloste duiven opwacht? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
32685 |
de ploeg verstellen |
(de grindel) verschevelen:
vǝrsxę̄vǝlǝ (L266p Sevenum),
enger / breder zetten:
ęŋǝr / briǝi̯ǝr zętǝ (L266p Sevenum)
|
I-1
|
23694 |
de portiuncula-aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
aflaot verdeene (L266p Sevenum),
in- en uitgaan:
in en oetgaon (L266p Sevenum),
portiunculen:
besjonkele (L266p Sevenum),
porsjoenkele (L266p Sevenum)
|
De kerk in- en uitgaan bij het bidden van de toties-qoties-aflaat. Dat kon men doen: a)op het Portiuncula-feest, b)op het feest van O.L. Vrouw van de Rozenkrans (7 oktober) en c)in de namiddag en avond van Allerheiligen en op de dag van Allerzielen. [pars [N 96B (1989)] || De portiuncula-aflaat, die verdiend kon worden op het Portiunculafeest op 2 augustus [portsiónkela-ablas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22126 |
de ring in een kapsule stoppen |
klokken:
klokke (L266p Sevenum)
|
de ring in een ijzeren kapsule stoppen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23290 |
de roepen krijgen |
onder de roepen zijn:
onger de reup zien (L266p Sevenum),
ze zien ònger de reup (L266p Sevenum),
van de preekstoel vallen:
van den prèkstool valle (L266p Sevenum)
|
De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)] || De roepen krijgen, afgeroepen worden in de kerk, "onder de geboden staan", "onder de roepen zijn", "in de roepen gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23723 |
de rozenkrans bidden bij een overledene |
rozenkrans beden:
roeezekrans baeje (L266p Sevenum),
roezekrans baeje (L266p Sevenum)
|
De Rozenkrans (= 3 Rozenhoedjes) bidden bij een overledene. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33926 |
de staart couperen |
zwensen:
zwɛnsǝ (L266p Sevenum)
|
Het kappen of afsnijden van de staart van veulens gebeurt na enkele dagen of weken. Nadat de staart zuiver gemaakt en afgebonden is, wordt hij afgesneden en toegebrand. [N 8, 103d]
I-9
|
34273 |
de stal uitmesten |
klaarmaken:
klǭrmākǝ (L266p Sevenum),
uitschieten:
ūtsxētǝ (L266p Sevenum)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
31709 |
de stam op de stelling brengen |
in zaagstand brengen:
en zāxstant˱ breŋǝ (L266p Sevenum)
|
Bij een vaste zaagstelling werd de boomstam met behulp van een hefboom omhooggetild. Bij een zaagstelling die uit twee losse schragen bestond, werd de boom eerst opgekrikt tot ongeveer 50 cm hoog. Vervolgens werden de schragen van de stelling geplaatst. Daarna werd de stam langzaam omhoog gebracht, waarbij men de metalen pinnen steeds hoger in de gaten van de schragen stak, tot de gewenste hoogte was bereikt. [N 50, 31a]
II-12
|
34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opkippen:
ǫpkipǝ (L266p Sevenum),
opstoten:
opstūtǝ (L266p Sevenum)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|