23336 |
kruidwijding |
kruidwijding:
Kroetwing (Q116p Simpelveld)
|
O.L. Vrouw Kruidwijding [SGV (1914)]
III-3-3
|
22580 |
kruidwis |
kruidwis:
Kroetwusj (Q116p Simpelveld)
|
Hoe heeten de kruiden, die gezegend worden? [SGV (1914)]
III-3-3
|
26082 |
kruien |
kruien:
kruu̯ǝ (Q116p Simpelveld),
met de/een schurskar varen:
met n šørskār vārǝ (Q116p Simpelveld)
|
Een last met de kruiwagen vervoeren. [N 18, 100 add; Wi 33; S 19; L 29, 4; L 1a-m; RND 97; A 42, 13 add + 16 add; monogr.]
I-13
|
19581 |
kruik |
kruik:
kroech (Q116p Simpelveld)
|
kruik [SGV (1914)]
III-2-1
|
20712 |
kruim |
brok:
brok (Q116p Simpelveld)
|
kruim [SGV (1914)]
III-2-3
|
20806 |
kruimel |
greumel:
grümel (Q116p Simpelveld)
|
kruimel
III-2-3
|
17573 |
kruin |
kruin:
krŭŭng (Q116p Simpelveld)
|
kruin [SGV (1914)]
III-1-1
|
17649 |
kruis |
kruis:
krŭŭts (Q116p Simpelveld)
|
kruis [SGV (1914)]
III-3-3
|
33551 |
kruisbes |
kroezel:
Stachelbeere
kr‧uəšəl (Q116p Simpelveld)
|
kruisbes
I-7
|
32800 |
kruiselings overhoeks eggen |
dobbel overkant [eggen]:
dubǝl øvǝrkai̯.ŋk (Q116p Simpelveld),
kruisweegs [eggen]:
krytswē̜xs (Q116p Simpelveld)
|
Manier van schuin eggen waarbij men telkens naar de volgende aangrenzende zijde gaat, zodanig dat de egbanen elkaar kruisen en de akker dus dubbel bewerkt wordt; zie afb. 72. Een rechthoekige lange akker kan kruiselings overhoeks worden geëgd volgens een patroon dat grotendeels het dubbele is van afb. 72: halverwege de akker laat men het egpatroon overgaan in zijn spiegelbeeld; zie afb. 73. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1b+ 1d add.; N 11, 84c add.; N 11A, 177d + e; monogr.]
I-2
|