20451 |
weduwnaar |
widman:
witman (Q116p Simpelveld)
|
weduwnaar [SGV (1914)]
III-2-2
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
sjtof (Q116p Simpelveld)
|
stof (étoffe) [SGV (1914)]
III-1-3
|
31200 |
weegtoestel voor ijzer |
bascule:
baskȳl (Q116p Simpelveld)
|
In dit lemma zijn de antwoorden bijeengeplaatst op vraag N 33, 208: "De weegschaal die gebruikt wordt om zwaar ijzerwerk te wegen." De benamingen in het lemma duiden verschillende weegtoestellen aan. De woordtypen bascule, pondel en unsel zijn specifiek van toepassing op een weegwerktuig met ongelijke armen, waarmee men, door met een klein gewicht aan de lange arm heen en weer te schuiven, een grote last, die aan de korte arm hangt, kan wegen. [N 33, 208]
II-11
|
21279 |
weelde |
luxe:
loeks (Q116p Simpelveld)
|
weelde [SGV (1914)]
III-3-1
|
25112 |
weerlichten |
blitsen:
blitsə (Q116p Simpelveld),
weerlichten:
weerlichtə (Q116p Simpelveld)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
zeebrand:
zieəbrank (Q116p Simpelveld)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wêr (Q116p Simpelveld)
|
weer [SGV (1914)]
III-4-4
|
23335 |
weerwolf |
weerwolf:
wêrwoof (Q116p Simpelveld)
|
weerwolf [SGV (1914)]
III-3-3
|
20436 |
wees |
wees:
wees (Q116p Simpelveld)
|
wees [SGV (1914)]
III-2-2
|
21247 |
weg |
weg:
wɛx (Q116p Simpelveld)
|
weg [RND]
III-3-1
|