20769 |
brood |
brood:
brôêt (Q116p Simpelveld)
|
brood [RND]
III-2-3
|
25500 |
broodoven |
oven:
ōǝvǝ (Q116p Simpelveld),
ōǝvǝnt (Q116p Simpelveld),
ǭvǝt (Q116p Simpelveld),
ǭǝvǝt (Q116p Simpelveld)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
20706 |
broodpop |
weggenman:
wegkemaan (Q116p Simpelveld)
|
Gebak van witbrood in mannetjesvorm
III-2-3
|
24983 |
bros, breekbaar |
sprok:
sjprok (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
bros [SGV (1914)] || hard aanvoelend en toch gemakkelijk breekbaar [bros, sprok, ras, broos] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brōǝwǝ (Q116p Simpelveld)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brø̜jǝr (Q116p Simpelveld),
brø̜̄jǝr (Q116p Simpelveld)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
bruk (Q116p Simpelveld),
brøͅk (Q116p Simpelveld)
|
brug [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
broed (Q116p Simpelveld)
|
bruid [SGV (1914)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
broedegom (Q116p Simpelveld)
|
bruidegom [SGV (1914)]
III-2-2
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broelof (Q116p Simpelveld)
|
bruiloft [SGV (1914)]
III-2-2
|