| 34626 |
de stortkar doen achteroverslaan |
opslaan:
opšlǭn (Q020p Sittard)
|
De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88]
I-13
|
| 18062 |
de stuipen hebben |
de stuipen hebben:
sjtuupe kriege (Q020p Sittard)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 19859 |
de tafel dekken |
de tafel gereedmaken:
də taofəl grééjtmáákə (Q020p Sittard),
dekken:
dekke (Q020p Sittard),
gereedmaken:
gereit máákə (Q020p Sittard),
tafel dekken:
taofel dékke (Q020p Sittard)
|
tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)]
III-2-1
|
| 29608 |
de teellaag afgraven |
ruim afdoen:
rūm af˱dūn (Q020p Sittard)
|
De aarde boven de kleilaag verwijderen. In Q 83 werd de laatste zandlaag vermengd met de kleilaag. [N 98, 19; monogr.]
II-8
|
| 22706 |
de vier zijden van een bikkelbeentje |
kanten (mv.):
ke[n}j (Q020p Sittard),
kuil:
kulə (Q020p Sittard),
rug:
røͅkə (Q020p Sittard),
ruggentikkerd:
røͅkə tekərt (Q020p Sittard),
slieperd:
sjlīpərt (Q020p Sittard),
tikkerd:
tekərt (Q020p Sittard)
|
De vier zijden van zon beentje. [N R (1968)]
III-3-2
|
| 19640 |
de was blauwen |
blauwselen:
blaitsele (Q020p Sittard),
blèitsele (Q020p Sittard)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] || blauwen van wasgoed
III-2-1
|
| 19681 |
de was bleken |
bleken:
bleike (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
blijke (Q020p Sittard)
|
bleken || de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] || het bleken van wasgoed in de zon op een grasveld [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 19716 |
de was doen |
wassen:
wɛšə (Q020p Sittard)
|
wassen
III-2-1
|
| 19440 |
de was mangelen |
mangelen:
mangele (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)] || mangelen
III-2-1
|
| 19437 |
de was spoelen |
spoelen:
sjpuile (Q020p Sittard),
voel plaatje (?) (Q020p Sittard)
|
spoelen [SGV (1914)] || Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|