e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluim fluim: fluum (Sittard, ... ) fluim [SGV (1914)], [ZND 23 (1937)] || fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)] III-1-2
fluimen uitspuwen fluimen: flume (Sittard), fluume (Sittard), fluimen uitwerpen: fluum oetwerpe (Sittard) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren fluisteren: flōēstere (Sittard), piezewieten: pisjewishje (Sittard), dit woord wordt niet vervoegd  pisjewitte (Sittard) fluisteren [DC 16 (1948)] || lispelen [SGV (1914)] III-3-1
fluitekruid pisbloem: idiosyncr.  pisbloume (Sittard) Fluitekruid (anthriscus sylvestris 50 tot 150 cm. De stengels zijn gegroefd en zijn hol, meestal onderaan behaard; de bladeren zijn tot 3-voudig geveerd, en zacht behaard, de omwindseltjes zijn 5-bladig; de bloemen zijn wit, zelden roze; de vruchten zij [N 92 (1982)] III-4-3
fluweel, velours velours: flōr (Sittard), flūr (Sittard) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.) boks: ’n floore boks (Sittard) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fonkelen, flonkeren fonkelen: fónkele (Sittard) levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
fooi fooi: fooi (Sittard) de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] III-3-1
fooienjagen fooijagen: Op "voedaensdich"stroopten de jonge mannen het hele dorp af op alles wat eetbaar was; daar werd dan een maaltijd van gemaakt en gegeten. De bewoners van het dorp probeerden etenswaren en kleinvee zoveel mogelijk achter slot en grendel te brengen, al het overige immers was de rechtmatige buit der jongemannen. Iedere jongeman op zijn beurt zorgde wel, dat er bij zijn ouderlijke woning nog iets te halen was.  voejaage (Sittard) z. toel. III-3-2
fopspeen lots: lótsj (Sittard), zuikerd: zäökert (Sittard) fopspeen III-2-2