e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knellen knijpen: kniepe (Sittard), pitsen: pitsje (Sittard) knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen knellen: knelle (Sittard) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
kneu heivink: heivenk (Sittard), heivènk (Sittard), heivénk (Sittard) kneu || kneu (13,5 wit in vleugel en staart; wilde man heeft in zomer rood voorhoofd en borst; hele jaar hier; veel op trek; broedt in veld en hei; roep [tut-tut-tut]; leuke zang; geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
kneuzen blutsen: blut’sjə (Sittard), blòtsje (Sittard), blötsche (Sittard) blutsen [SGV (1914)] || blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] || Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] III-2-3
knevels knevelen: knē̜vǝlǝ (Sittard) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knie knie: knei (Sittard, ... ), knɛ.ij (Sittard) knie [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)] III-1-1
knieband voor een stier of kalf knieband: knɛi̯banjtj (Sittard) IJzeren, soms houten beugel of ring aangebracht ter hoogte van de knie, meestal met een touw om de horens. Deze knieband wordt bevestigd om de koeien los te kunnen laten lopen en tevens ze in bedwang te kunnen houden. [N 3A, 14c; monogr.] I-11
knieholte hees: heesse (Sittard) knieholte [DC 01 (1931)] III-1-1
knielbankje knielbankje: kneilbaenkske (Sittard) Het knielbankje van de kerkbank. [N 96A (1989)] III-3-3
knielen knielen: kneile (Sittard) Knielen, een kniebuiging maken [kniele, kneele, kneije?]. [N 96B (1989)] III-3-3