e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lente, voorjaar uitergaans: oetergaons (Sittard), uithoud: oethaut (Sittard), vroegjaar: vrui:jao:r (Sittard), vruijoar (Sittard), (vruijaore).  vruijaor (Sittard) lente [SGV (1914)] || voorjaar, lente III-4-4
lepe, doortrapte kerel filou (fr.): veloe (Sittard) een doortrapte kerel [fijnaard, fijne, leperd] [N 85 (1981)] III-1-4
lepel lepel: aetlaepel (Sittard), laepel (Sittard, ... ), léépel (Sittard), potlaepel (Sittard), soplaepel (Sittard) lepel || lepel in het algemeen (lepel, lippel, leeper) [N 20 (zj)] III-2-1
lepelboor lepelboor: lē̜.pǝlbǭ.r (Sittard) Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.] II-12
lepelrek lepelrekje: laepelrekske (Sittard), laepelrèkske (Sittard), rekje: rèkske (Sittard) rekje aan de wand waarin lepels worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
leraar leraar: leraar (Sittard) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leren beenkap gamasche: kaamasj (Sittard), kamasje (Sittard, ... ), kemasje (Sittard) Fr. gamache, beenkap || lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren schede leren tas: [leren] tɛš (Sittard) De slachter draagt vaak aan zijn gordel een leren of houten "holster", waarin hij het gereedschap dat hij tijdens het slachten steeds bij de hand moet hebben, met name de messen, opbergt. Daarnaast heeft hij meestal nog een tas of iets dergelijks bij zich, waarin hij zijn overig gereedschap (de bijl, het schietmasker, de brander e.d.) vervoert. Het is goed mogelijk dat een aantal respondenten op deze tas doelt. Een eventuele toevoeging leren wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie afb. 3. [N 28, 121a; N 28, 121b; monogr.] II-1
leren, studeren studeren: sjtudeire (Sittard) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leugen leugen: leugen (Sittard) een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1