e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meerdelige eg eegje: ē̜xskǝ (Sittard) Bedoeld wordt een combinatie van twee of meer eggen van dezelfde soort en grootte, die - naast elkaar liggend en meestal onderling verbonden, met haken of korte kettingen aan een gemeenschappelijke trekbalk bevestigd zijn; zie afb. 62. Zulk een combinatie werd gewoonlijk door twee paarden getrokken. In de betrokken termen hieronder vertegenwoordigt het lid drie ook varianten van het type ''drij''. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men het lemma ''eg''. [N 11, 67 + 76; N 11A, 162a + b; N J, 10 add.; div.; monogr.] I-2
meerderjarig mondig: munjich (Sittard), munjig (Sittard) meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)] || mondig [SGV (1914)] III-2-2
meerstemmige mis meerstemmige mis: meersteumige mès (Sittard) Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)] III-3-3
meester meester: meister (Sittard, ... ), mɛistər (Sittard) (school)meester [RND] || meester [SGV (1914)] || onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1
meetje steken centen steken: cente sjtaeke (Sittard), [Zie afbeelding pag. 581].  sente sjtaeke (Sittard), koppen: 1. Onthoofden; 2. Koppen (laatkoppen zetten).  köppe (Sittard), steken: Zie ook: kinderspelen.  sjtaeke (Sittard) 3. Werpspel met centen. || [Centen steken]. || Het spel waarbij men centen werpt in een bepaald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken]. [N 88 (1982)] || Steken; werpspel met centen. III-3-2
mei mei: mei (Sittard, ... ) De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)] || Meiboom; met bloemen en linten versierde tak, geplaatst op een in aanbouw zijnd huis of gebouw, zodra de gordingen en nokbalk geplaatst zijn, de zgn. "mei". III-3-2
meiboom mei: męj (Sittard), meiboom: meibaum (Sittard) De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] || Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.] II-9, III-3-2
meid, dienstmeid maagd: māt (Sittard), (mv)  mɛ̄x (Sittard) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meidoorn heggendoorn: zachte k  hèkendöre (Sittard) haagdoorn [SGV (1914)] III-4-3
meikever capucijnder: kappessiender (Sittard), ideosyncr.  kappesĭende (Sittard), kever: ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;  keèver (Sittard), klever: klaever (Sittard), ideosyncr.  klèver (Sittard), kleverd: klaevert (Sittard, ... ), klêvert (Sittard), mulder: mölder (Sittard) Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || meikever, alg III-4-2