32797 |
overdwars eggen |
in de breedte [eggen]:
en dǝ bręi̯dǝ (Q020p Sittard),
in het dwars [eggen]:
en ǝt˱dwē̜š (Q020p Sittard),
in het wars [eggen]:
en ǝt wē̜š (Q020p Sittard)
|
Men egt een akker in de breedte om de ploegvoren te breken of om hem van onkruid te zuiveren. Meestal wordt de akker daarna ook nog eens in lengte geëgd. In de betrokken woordtypen hieronder verschijnen dwars, wars e.d. steeds met a als klinker, ook al beantwoordt aan de meeste dialectvarianten veeleer een type met e (dwers e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 84b; N 11A, 176d + 189d; monogr.]
I-2
|
33817 |
overgevoelig paard |
gevoelig:
gǝvø̜̄i̯lex (Q020p Sittard)
|
Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e]
I-9
|
19465 |
overgordijn |
gordijn:
gerdien (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
gordijn
III-2-1
|
18695 |
overhemd |
hemd:
humme (Q020p Sittard),
overhemd:
euverhumme (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
wit euverhumme (Q020p Sittard)
|
overhemd || overhemd [ingels hemd, sporthemd, frontj] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18553 |
overjas (alg.) |
jas:
jas (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
jekker:
jekker (Q020p Sittard),
overjas:
euverjas (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
overpaletot (<fr.):
euverpaltoo (Q020p Sittard),
paletot (fr.):
paleto (Q020p Sittard),
palto (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
paltoo (Q020p Sittard),
pardessus (fr.):
pardesuu (Q020p Sittard),
winterjas:
weintjerjas (Q020p Sittard),
wènterjas (Q020p Sittard),
wèntjerjas (Q020p Sittard)
|
Fr. pardessus, overjas || herenoverjas; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || herenoverjas; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || jas, lange zwarte (over)~ [pergeerjas, -keel, flankert] [N 23 (1964)] || korte jas of mantel || overjas || overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)] || winterkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33897 |
overkoot |
overkoot schieten:
ø̄vǝrkōt šęi̯tǝ (Q020p Sittard)
|
Het voorwaarts doorknikken van de koot van het voorbeen van het paard als gevolg van een verstuiking of van een forcering door te hard te trekken. Zie afbeelding 13. [JG 1b; N 8, 73b, 93a, 93b en 95m]
I-9
|
32796 |
overlangs heen en weer eggen |
in de lengte [eggen]:
en dǝlɛ ̝ŋdǝ (Q020p Sittard),
neveneen [eggen]:
nē̜vǝnęi̯.n (Q020p Sittard),
op en af [eggen]:
ǫp˱ ɛn āf (Q020p Sittard)
|
Bedoeld wordt de manier van eggen, waarbij men in de lengterichting werkend, na het keren de volgende egbaan onmiddellijk (soms met een kleine overlapping) laat aansluiten bij de vorige. Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c + 1d; JG 2c; N 11, 84a; N 11A, 176c + 189c; monogr.]
I-2
|
21809 |
overleg |
beraad:
beraod (Q020p Sittard)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21808 |
overleggen |
overleggen:
euverlègge (Q020p Sittard)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19484 |
overloop |
overloop:
euverluip (Q020p Sittard)
|
overloop
III-2-1
|