e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rank elendsklauw: ideosyncr.  eelendsjklauw (Sittard), leiplant: lijplant (Sittard), rank: rank (Sittard), rääng (Sittard), ideosyncr.  rank (Sittard), winde: ideosyncr.  winj (Sittard) rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)] || Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)] III-4-3
rank paard rijzig paard: rīzex pē̜rt (Sittard) Gezegd van een slank, snel paard, dat vaak als rijdier wordt gehouden. [JG 1a; N 8, 20 en 62l] I-9
ranken van de wingerd ranken: reng (Sittard), rɛ̄ng (Sittard) [SGV (1914)] I-7
ransuil koet: koet (Sittard), koet(uil) (Sittard), koetuil: koetuul (Sittard) ransuil || uil: ransuil (36 oorpluimpjes, bijna alleen in mastbossen; broedt in oud kraaienest; roep [oe-oe-oe-oe] [N 09 (1961)] III-4-1
ranzig garst: gaasj (Sittard), garstig: gaasjetig sjpek (Sittard), gats: gats (Sittard), gatsj (Sittard, ... ), gatsig: gaatsjetich (Sittard), ranzig: ranzig (Sittard), rànzig (Sittard) garstig || garstig (van spek) || garstig spek [..] [SGV (1914)] || ranzig; Hoe noemt U: Sterk smakend, onaangenaam ruikend gezegd van spek (ranzig, garstig) [N 80 (1980)] III-2-3
rapen rapen: rāpǝ (Sittard) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp raps: raps (Sittard), rasp: rasp (Sittard, ... ), rijf: rief (Sittard) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || keukenrasp || rasp [SGV (1914)] || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] II-11, III-2-1
raspen raspen: raspe (Sittard, ... ), raspǝ (Sittard), raspə (Sittard, ... ), rijven: rieve (Sittard, ... ) Met de rasp werken. [N 33, 85 add.; monogr.] || raspen (w.w.) [SGV (1914)] || raspen; Hoe noemt U: Met een rasp fijn maken (raspelen, raspen, rieven) [N 80 (1980)] II-11, III-2-1, III-2-3
rat rat: rat (Sittard, ... ) rat [SGV (1914)] III-4-2
rauw ongekookt: óngekaok (Sittard, ... ), rauw: rauw (Sittard, ... ), rou (Sittard, ... ), rouw (Sittard) ongekookt || rauw || rauw; Hoe noemt U: Rauw, niet gekookt (groen, rauw) [N 80 (1980)] III-2-3