e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blutsen, van een appel blutsen: blut’sjə (Sittard), geblutst: ideosyncr.  geblötsch (Sittard), geplötsj (Sittard) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] I-7
bobbel, kleine verhevenheid knobbel: knóbbel (Sittard) een kleine, ronde, meestal holle verhevenheid op een oppervlak [bobbel, brobbel, knobbel, hulte] [N 91 (1982)] III-4-4
bochel bult: bultj (Sittard), böltjt (Sittard), pokkel: pōkkel (Sittard), pùkel (Sittard, ... ), B.v. wae geine pokkel haet, dae kan neit mitgaon.  pòkkel (Sittard) bochel [SGV (1914)] || bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] || bult [SGV (1914)] || Hij heeft een bochel. [ZND 21 (1936)] III-1-2
bod bod: bod (Sittard) de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)] III-3-1
bodem bodem: bǭm (Sittard) De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.] I-13
boek boek: bouk (Sittard, ... ) boek [SGV (1914)], [ZND 21 (1936)] III-3-1
boeket boeket: bekket (Sittard), ideosyncr.  beket (Sittard), beqet (Sittard), boekèt (Sittard), boeket bloemen: boeket bloume (Sittard), poes: pōēs (Sittard), poes bloemen: ideosyncr.  pous blaume (Sittard), wis: wösj (Sittard) Een aantal bijeengebonden of —gevoegde bloemen (tuit, tuiltje, boeket, ruiker, bloemetje). [N 82 (1981)] || ruiker III-4-3
boekweit boekweit: bǫu̯kǝnt (Sittard), turksweit: tørkšwęi̯t (Sittard) Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.] I-4
boekweitpannenkoek boekweitskoek: boukĕs kouk (Sittard), Alles op ziene tiet en boukekouk in den herfs, mer bie Aolevaosj alledaach: alles op zijn tijd "boukouk"werd gebakken van grof gemalen boekweitmeel in varkensvet. Op elke pannekoek werden drie tot vier flinke speklappen mme gebakken. De dikte van zo?n pannekoek was drie tot vier centimeter. Echt een kost voor de koudere dagenen mensen die hard moesten werken  boukeskouk (Sittard) boekweiten koek [SGV (1914)] || boekweitmeel-pannekoek III-2-3
boenwas boen: sleeptoon  boen (Sittard) de was waarmee meubels en vloerzeil glimmend gemaakt worden [DC 15 (1947)] III-2-1