e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
diabolo diabolo: diabole (Sittard), diajaabooloo (Sittard) Diabolo. || Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)] III-3-2
diarree aan de/het schijt: ān dǝ šīt (Sittard), schijt: aan de sjiet (Sittard) Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] I-11, III-1-2
dief dief: deif (Sittard), schelm: sjelm (Sittard) dief [SGV (1914)], [ZND 23 (1937)] III-3-1
dienst dienst: deins (Sittard) dienst [SGV (1914)] III-1-4
dienstplicht doen dienen: deine (Sittard) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
diep diep: dęi̯p (Sittard) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
diep scherpen diepe voren maken: dęjpǝ vōrǝ mākǝ (Sittard) De groeven diep maken. [N O, 34d] II-3
dier, beest beest: bee:s (Sittard), bees (Sittard), beest (Sittard), hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011  bees (Sittard), dier: dei:ər (Sittard), deir (Sittard), ook in ZND 23, 009  deijer (Sittard), prij: prie (Sittard) beest [ZND 01 (1922)] || dier [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
dij bats: bats (Sittard), batse (Sittard), dij: die (Sittard), schenkel: schänkel (Sittard) dij [SGV (1914)] || dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] || dijen [SGV (1914)] || Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)] III-1-1
dijk dijk: diek (Sittard) een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] III-3-1