22378 |
diabolo |
diabolo:
diabole (Q020p Sittard),
diajaabooloo (Q020p Sittard)
|
Diabolo. || Het speelgoed, bestaande uit een dubbele blikken kegel die men al draaiende op een koordje in evenwicht houdt, in de hoogte werpt en weer opvangt met dit koord of elkaar toewerpt en weer op een koordje opvangt [diabolo, diavolo]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18035 |
diarree |
aan de/het schijt:
ān dǝ šīt (Q020p Sittard),
schijt:
aan de sjiet (Q020p Sittard)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)]
I-11, III-1-2
|
21310 |
dief |
dief:
deif (Q020p Sittard),
schelm:
sjelm (Q020p Sittard)
|
dief [SGV (1914)], [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
deins (Q020p Sittard)
|
dienst [SGV (1914)]
III-1-4
|
21753 |
dienstplicht doen |
dienen:
deine (Q020p Sittard)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dęi̯p (Q020p Sittard)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
26582 |
diep scherpen |
diepe voren maken:
dęjpǝ vōrǝ mākǝ (Q020p Sittard)
|
De groeven diep maken. [N O, 34d]
II-3
|
24300 |
dier, beest |
beest:
bee:s (Q020p Sittard),
bees (Q020p Sittard),
beest (Q020p Sittard),
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
bees (Q020p Sittard),
dier:
dei:ər (Q020p Sittard),
deir (Q020p Sittard),
ook in ZND 23, 009
deijer (Q020p Sittard),
prij:
prie (Q020p Sittard)
|
beest [ZND 01 (1922)] || dier [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bats:
bats (Q020p Sittard),
batse (Q020p Sittard),
dij:
die (Q020p Sittard),
schenkel:
schänkel (Q020p Sittard)
|
dij [SGV (1914)] || dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] || dijen [SGV (1914)] || Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
diek (Q020p Sittard)
|
een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)]
III-3-1
|