19310 |
durven |
durven:
durve (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
zich trauen (<du.):
zich troeë (Q020p Sittard)
|
durven [SGV (1914)] || wagen, durven
III-1-4
|
17837 |
dutje |
dut:
dut (Q020p Sittard),
hazenslaap:
hazesjlaop (Q020p Sittard)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21418 |
duur |
prijzig:
priezig (Q020p Sittard)
|
veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
duuje (Q020p Sittard),
düjə (Q020p Sittard)
|
duwen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
21732 |
dwangbuis |
dwangbuis:
dwangbuis (Q020p Sittard)
|
een op de rug sluitend jasje met lange mouwen om in razernij verkerende krankzin-nigen het gebruik van hun armen te ontnemen [dwangbuis, zotkapootje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21165 |
dwarsbalk |
biels:
biels (Q020p Sittard)
|
de houten, stalen of gewapend betonnen dwarsbalk waarop de rails bevestigd zijn [biels, biel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
warsbalken:
wē̜š˱bɛlǝk (Q020p Sittard)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
dwarsdrijven:
dwaesjdrieve (Q020p Sittard),
vregelen:
wreigele (Q020p Sittard),
warsdrijven:
waesjdrieve (Q020p Sittard),
wêsjdriēve (Q020p Sittard)
|
dwarsdrijven [SGV (1914)] || Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
dwarsdrijver:
dwaesjdriever (Q020p Sittard),
dwarsdrijverd:
dwaesjdrievert (Q020p Sittard),
vregelaar:
waat ne wreigelaer (Q020p Sittard),
cf. WNT XXIII, kol. 456-458, s.v. "vreigelen - vreegelen, vrei(e)len, vreelen, wreelen"4. moeilijkheden maken, dwarsbomen ....
vreigelaar (Q020p Sittard),
warsdrijver:
wêsjdriēver (Q020p Sittard),
warsdrijverd:
waesjdrievert (Q020p Sittard)
|
dwarsdrijver [SGV (1914)] || iemand die zonder goede reden altijd tegen spreekt; die altijd anders wil dan de meerderheid [dwarserik] [N 85 (1981)] || Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19504 |
dweil |
dweil:
dweil (Q020p Sittard),
dwijl (Q020p Sittard)
|
dweil || grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|